Blog | De wielen van de bus…
We gingen onderweg. Om onze kinderen weer in onze armen te kunnen sluiten. Om AIM-collega’s te ontmoeten en elkaar te bemoedigen. Om even bij te tanken aan de kust. Het was een lange reis, met verrassingen. Aangenaam en minder aangenaam. Ik neem jullie graag een stukje mee…
We moeten nog 325 kilometer. Van de 2600. Afwisselend is de reis sowieso al.
Van ons tijdelijke thuis in Kotido naar de grens. Eerste paar uur “mudroad” waarna we voor het eerst in 5 weken weer op asfalt rijden. Hoe zuidelijker, hoe fruitiger. Maar van de onnodige ingewikkeldheden aan de grens zakt m’n humeur beneden het vriespunt! Als eindelijk de auto officieel Kenia in is geïmporteerd kunnen we verder. Voor een mooi bezoek aan een bijzonder instituut: AIC Missionary College Eldoret. Inlandse zendelingen werden en worden hier opgeleid.
Vandaar verder naar een andere oude zendingspost: Kijabe. Al meer dan 100 jaar staat daar RVA (de school van onze jongens), een zendingsziekenhuis en een Bijbelschool. Maar onderweg ruiken we onraad. Onder de motorkap een “Turks stoombad”. Gelukkig een riviertje in het schitterende landschap. We vullen het reservoir op en met een slakkengang gaan we verder, we willen onze jongens zien!! Het lukt. Met een brede grijns en een stevige hug.
We vieren Cees’ verjaardag en trekken verder. Met een nieuwe radiator. De wielen draaien rond en rond, de trein staat al te wachten. Na 21 uur achter het eigen stuur laten we de Prado rusten en voegen ons bij een trein vol schoolkinderen en nonnen. Wolkenkrabbers maken plaats voor baobabbomen en olifanten. Het enige wat in dit droge Tsavoland wordt verbouwd zijn sisalplanten. Wuivende palmbomen begroeten ons in Mariakani. De Indische Oceaan wacht op ons.
Met 50 andere AIM collega’s uit onze regio komen we samen. Zingen, bidden, presenteren, ontmoeten, bemoedigen, luisteren en lekker eten. Vijf dagen, wat een zegen. Nu een paar dagen met onze boys, maar door een administratieve fout missen ze hun trein. Ik ben bezorgd maar God zorgt. Een engel, Mim, is “toevallig” in de buurt, ziet de jongens, zet ze op de bus en off they go. De wielen van de bus gaan rond en rond en stopt met de oceaan in zicht. Een lang weekend aan de kust doet ons goed.
Met geknipte haren en zongebruinde huid reizen we terug. De auto heeft nog een beurt gehad en vol vertrouwen klimmen we de Grote Rif weer omhoog. Na het onverbiddelijke afscheid rest ons nog twee volle dagreizen om thuis te komen.
Het dashboard en de vloer voelen verdacht heet aan. De thermostaat kruipt over het midden zodra we de 60 km/uur bereiken. Er klopt toch iets niet. Zo goed en zo kwaad als het gaat bereiken we de grens. Alle tassen, documenten en gewetens worden grondig gecheckt. Na vijf kwartier mogen we verder en bereiken Mbale. Voorlopig eindpunt voor onze auto, ook dat is bale.
We moeten nog 325 kilometer. In Nederland een uurtje of drie, hier een dagreis. Het echte avontuur begint. Op mijn koffertje staat: “I can do all this through HIM who strengthens me”. Op het nippertje klauteren we de overvolle bus in. In het gangpad liggen pvc buizen, planken, zakken kunstmest, dozen en tassen. We wurmen ons door de chaos naar achteren waar volgens de conducteur nog plek is. Wij zien het niet maar dat betekent niks. Op de achterbank wordt wat geschoven en Cees parkeert zichzelf tussen een stuk of tien tieners en een paar etalage poppen (iemand gaat een winkeltje beginnen). Ik mag aanschuiven bij vier volwassenen en drie kinderen en krijg er één van op schoot geplant. Mijn glimlach stelt het kind gerust en binnen 10 minuten slaapt ze, zwetend in haar wollen koltrui. Hier geldt “jouw tas is mijn tas, jouw kind is mijn kind”. Met zijn allen zorgen we ervoor dat alles en iedereen op de plaats van bestemming komt. Dat mijn been over het been van de buurman hangt, deert hem niet. Ik kan niet anders. Onder mij liggen bouwmaterialen en tokkende kippen. Als de buurman in slaap sukkelt en zijn hoofd op mijn schouder legt, kies ik om er even niks van te vinden.
Bij iedere stop komen er passagiers bij. “Naast jou is het te krap, jij bent zo dik.” Bedankt, maar volgens mij ligt het vooral aan het feit dat we met acht personen op een plek van vier zitten. Er zijn wat verkopers binnengekomen. Drinken, telefoonhoesjes, gebraden geit. Met veel overtuigingskracht worden witte stenen aangeprezen. Dé remedie voor al uw kwalen. Gewoon even tot poeder stampen, met water mixen en opdrinken. Kost een schijntje. Leuk geprobeerd. Als we het massaal afwimpelen wordt ons toch nog van harte Gods zegen gewenst.
Boven mij begint een matras vervaarlijk door te buigen met dat er bagage op wordt gelegd. De vraag is niet òf maar wannéér de hele bups naar beneden komt. Nadire, het meisje op m’n schoot, schrikt wakker als we door de zoveelste kuil stuiteren. Deze was wel héél erg diep. De weg is slecht na alle regen. Volgens de president heeft Karamoja alleen maar armoede te bieden, dus gaat hij niet in asfaltwegen investeren. Een cirkelredenatie lijkt me.
We staan stil. Door de kleine openingen zie ik buiten dwars en scheefgezakte trucks staan. Diepe sporen in de dikke modder. De grote vraag is: komen we vandaag nog thuis? Het begint laat te worden, we zijn alweer negen uur onderweg. De deur gaat open, mensen stappen uit. Ik ren ook snel naar buiten, mijn blaas staat op knappen. Nadire komt achter me aan voor een bezoekje aan het gat in de grond. Jouw kind is mijn kind. Er worden nog wat deuren de bus ingeduwd, die heeft een passagier aan de kant van de weg op de kop getikt. Door de open raampjes worden nog snel wat boodschappen gedaan. Fruit, thermosflessen, manden, dekens, gekookte eieren. Ik vang een glimp van Cees op. Als er iets gebeurd, kan niemand een kant op. Ik dwing mezelf er niet over na te denken. Met veel stuurmanskunst weet de chauffeur de bus door de modder te ploegen. De wielen van de bus die draaien toch nog steeds rond. We rijden weer en dat is nu het belangrijkste. Als kind genoot ik van het spelletje “een zandweg, een zandweg, een gat in de weg” bij opa op schoot. In liefdevolle herinnering. Hier achterin worden we voortdurend gelanceerd en ik maak er een spelletje van met de kindjes om me heen. Ze schateren het uit, het neemt mijn zorgen even weg. De moeder naast me wordt met het uur beroerder. Maaginhoud vliegt door het open raampje naar buiten. Het kind op haar schoot peuzelt braaf een stuk cassave op en geeft mij ook een brok. Sharing is caring. Dat geldt ook voor muziek. Om me heen luisteren verschillende passagiers naar hun favoriete muziek, zonder oordopjes. Het matras boven me komt naar beneden zeilen, mijn haar was toch al geen potje meer. Zonder commentaar wordt het weer omhoog geduwd. Tot de volgende keer. Jouw matras is mijn matras.
Ineens voel ik het. Jezus. Verliet de heerlijkheid, dompelde zich onder in onze chaos en zei “Jouw last is mijn last”.
Ik verplaats de situatie in gedachten even naar een Nederlandse bus. Een boze blik als je per ongeluk iemands arm aanstoot, is niet ondenkbaar. Of jouw tas iets over de denkbeeldige lijn. Een onbekende die zijn doos op jouw schoot parkeert.
Ineens voel ik het.
Jezus. Verliet de heerlijkheid, dompelde zich onder in onze chaos en zei “Jouw last is mijn last”. In de verte, boven de savanne, zie ik de regenboog. Het ontroert me, bemoedigt me. De wielen van de bus komen eindelijk tot stilstand en zakken diep weg in de modder. De zon gaat onder. Cees duwt de koffers door het raam, een onbekende buiten neemt ze aan. Alle spieren protesteren als ik over de spullen in het gangpad heen klim. Nadire beloond me met haar liefste glimlachje. Dag vriendinnetje, wel thuis.
Die nacht luister ik naar de urenlange, klaterende regen op het dak en bedenk dat we geen dag later hadden moeten gaan. De “wielen” in mijn hoofd die draaien rond, draaien rond, draaien rond. Tot mijn verhaal op dit scherm staat. We zijn weer thuis.