Skip to main content

Blog | Achter de lach…

Het is níet het uitbundig kwakende kikkerkoor in de vijver naast ons huis waar ik ’s nachts wakker van lig. Nee, waar ik écht wakker van lig, is de diepe armoede van de mensen om ons heen. Die me raakt tot in het diepst van m’n ziel…

Regen is reden tot grote vreugde in de droge wildernis van Karamoja. Het draagt de belofte van broodnodig voedsel. Ossen die anders iedere dag diep het dorre land in moeten op zoek naar water en voedsel (evenals hun minderjarige hoedertjes), mogen nu plotseling de ploeg door de aarde trekken. Geen dagelijkse kost, dat is wel duidelijk. De zweep erover, begeleid door luide kreten. Geen spoor loopt recht. Maar wat wil je ook. De Karamojong zijn oorspronkelijk geen landbouwers, maar rondtrekkende veehoeders tot in het diepst van hun zijn. Voor koeien en stieren wordt héél wat beter gezorgd dan voor kinderen. Schrijnend vind ik!

Dankzij de regen staat de vijver naast ons huisje vol, met water én kwakende kikkers. “Wonderlijk” welk geluid de Schepper in deze kwaakblazen creëerde. Iedere nacht een meerstemmig kikkerkoor naast m’n bed. Nachtrust is een uitdaging, ondanks de dikke doppen in mijn oren.

Maar waar ik écht van wakker lig is de diepe armoede. Het dringt zich aan me op van alle kanten, letterlijk, als mensen me bij de arm pakken, maar ook op een dieper level.

En dat is waarom ik vaak moeite voel om erop uit te gaan, mijn huisje te verlaten. Zodra ik buiten sta, klampen bedelaars me aan, roepen dronken mannen me na, vragen kinderen om eten. Vrouwen volgen me met lege, wapperende handen voor mijn gezicht. “Alsjeblieft, geef ons bier, tabak, medicijnen, eten voor de baby, kleren, zeep…” Ze hebben het allemaal nodig want er is óveral gebrek aan. Ik antwoord zo goed en kwaad het gaat met een lach, maar daarachter schuilen tranen. Dít in inmiddels tien maanden mijn community. En daarom vóel ik het zo diep.

Ik zocht een kinderwerker thuis op en stelde wat vragen om een relevant gesprek te krijgen. Het liep niet. De armoede droop overal vanaf. Ik had haar alleen nog maar in kerkdiensten en trainingen gezien. Zingend, biddend, dansend, Bijbel lezend. Keurig gekleed.

Nu kroop ik door het kleine poortje haar wereldje in. Kruip ook even, “stapje voor stapje”, door dat poortje binnen en leef je in!

stap 1: je kledingkast. Don’t worry, de kleren die je draagt mag je houden. Vooruit nog één stelletje dan, de rest bestáát niet. Zelfde geldt voor je schoenen!

stap 2: de meterkast. Switch alle knoppen om. Dat wordt afwassen en kleren wassen met de hand, geen eten in de koelkast, een koude halve emmer water om jezelf te wassen in het pikkedonker. Om je Nokia telefoon op te laden loop je de volgende dag anderhalf uur op slippertjes naar town.

Ook de switch van de wateraansluiting gaat uit. Geen water uit de kraan. Buiten staat een jerrycan met water. Die heb je in alle vroegte vanmorgen bij de pomp gehaald, 5 kilometer verderop. Hiervan drink, kook en was je. Vaak is het water besmet wat zorgt voor diarree. Een wc is er niet, dus die hoef je ook niet door te spoelen. Al die “boodschappen” doet iedereen van je dorp gewoon buiten in het open veld, of aan de kant van de weg. Waar kinderen spelen, voorbijgangers lopen, dieren rondscharrelen. Ruik je het? Ik wel. Zie je het voor je? Ik kijk maar vaak even de andere kant op, maar men doet het allemaal in het openbaar. Wassen in een waterplas, poepen in de berm.

stap 3: trek de deur van je stenen huis achter je dicht en kruip door de schutting. Daar staat een hut gemaakt van aarde en gras. Je slaapt vannacht met je kinderen op de koude grond. Zes ronde vierkante meter is alles wat je “thuis” noemt. Aan het dak hangen je enige bezittingen: een doek, een kalebas en een plastic tasje met de rest. O ja, in de koeienkraal in het midden van het dorp staan de dieren te snuiven. Ze zijn van “de oude man”. Eén van zijn tien vrouwen is jouw moeder. Je hebt tientallen half zussen en broers. De erfenis zal schaars zijn, zéker omdat de bruidsschat van de tiende vrouw nog betaald moet worden.

stap 4: boodschappen kan niet je doen want er is geen geld. Eten koken ook niet want het laatste restje voorraad is vorige week op gegaan.  Na de oogst van vorig seizoen heb je één van de drie zakken sorghum aan de kerk gegeven. De twee anderen zijn nu op. Je kinderen hebben ook honger, ze worden dreinerig en op den duur stil, heel stil. Buiten in het veld groeien kleine, eetbare blaadjes aan de stekelstruik.  Samen met je kinderen pluk je een schaaltje vol. Je dankt God ervoor en eet het op.

Dit was weer een dag.

Jezus voedde een aantal keren de schare. Maar al die andere dagen dan? Hij genas er velen, maar al die honderden andere stakkers dan?

Hij was bewogen, onderwees en bracht HOOP. Dát probeer ik ook. Iedere keer als ik de deur achter me dicht trek adem ik “Help mij Heer!” Bidden kan je het nauwelijks noemen. Mijn hart is vol compassie, ik zou íedereen áltijd willen kunnen geven wat ze nodig hebben, maar dat kan niet. Wel reik ik hier en daar “een beker koud water” aan aan de mensen die ik ken. Ik laat vandaag mijn tasje thee, melk en suiker achter. En trek bewust haar ongewassen kindje, inclusief de vliegen, op schoot tegen me aan, en hoop dat het iets van Jézus liefde mag voelen en de Vader mag zien.

Ik kruip door het poortje naar buiten, klim om m’n motor en laat een groep zwaaiende kinderen achter in een kleine stofwolk. Thuis was ik mijn handen met zeep onder stromend water en lig ’s avonds op een zacht matras te luisteren naar de geluiden uit duizend kikkerkelen. Wat weten zij van armoede?!