WEERZIEN
Eindelijk zette Mozes het laatste kruisje op de aftelkalender. In de vroege ochtend reden we met een busje naar Entebbe Airport. Drie keer raden wie daar “te laat” aan kwamen? Wij zelf. Het weerzien met onze oudste kinderen was… tja, hoe geef je dat gevoel woorden… héél bijzonder. Compleet. In Afrika. Mogen de drie weken samen maar héél lang duren…
Met z’n achten zitten we, weer als vanouds, rondom de gevulde tafel. Spelletjes spelen, school en omgeving laten zien, boodschappen doen, door het Kampalaverkeer wurmen, zonnebrand smeren en zweten. Acht mensen, drie slaapkamers – het is volle bak. Chapati bakker William en eierverkoopster Gloria op de hoek doen goede zaken, de Rolexen gaan erin als koek! De door familie meegestuurde stukken kaas, kruidnootjes en andere lekkernijen berg ik veilig op.
De wielen van de bus die draaien rond
Op 22 december tuffen we in een heuse “touristvan”, vóór zonsopgang, Kampala door, op weg naar de oorsprong van de Nijl. Ongeveer 15 km voor de eerste bestemming blijkt het rechtervoorwiel lek. Joas en Cees draaien hun hand er niet voor om en al snel laten we de pechplek in een grote, terra-rode rookwolk achter. We bereiken de beroemde, levengevende rivier rond koffietijd. Fascinerend. Vissers roeien behendig tussen de stroomversnellingen door, otters vermaken zich er juist mee, vrouwen doen de was, kinderen spelen. Wij genieten. Van het uitzicht, een frisse duik, een verse Jackfruit en een barbecue. De volgende dag gaat opnieuw de wekker vóór zonsopgang, en zo zal het de komende dagen steeds zijn. Niet zozeer de kilometers die we afleggen maar de tijd die het kost om ergens te komen. Met een gemiddelde vaart van 30 km/uur rijden (lees: stuiteren) we door het land. We zien het landschap veranderen. Van paradijselijk groen aan de Nijl naar dor en droog steppe landschap in Karamoja. Van een asfaltweg naar de rode, stoffige zandwegen. De wielen van de bus draaien overuren. Op de achterbank stijgt het kwik boven de 40 graden.
Kerst in Kotido
We reizen nooit zonder water! De 20 liter fles drinkwater aan boord was in 1 dag op. Na een rit van 400 km en 9 uur stappen we uit op het hete zand, welkom in Kotido. In de zwoele avondwind spelen we nog wat spelletjes. Om de beurt nemen we een “openlucht douche” en bewonderen we de sterrenhemel. Onze bedden staan klaar, we overnachten in hutten (banda’s) met het typerende laagjes-grasdak, dekens zijn overbodig. Een wekker is niet nodig: 1. het is zondag en 2. een kerk toetert iedere zondagmorgen van 4 tot 6 worshipmuziek door megafoons de wereld in. Je kunt de oproep tot gebed van de moskee er maar net aan doorheen horen. Na het maken van een gezinsfoto rijden we met Jozef naar het dorp Nakipelemoru. Een lekenprediker van de Church of Uganda is daar twee weken geleden begonnen met het houden van christelijke bijeenkomsten. We nemen plaats in de grote kring onder de acaciaboom. Het valt ons op dat er hier ook veel mánnen op af zijn gekomen. De meesten van hen kijken de kat uit de boom, leunend op hun herdersstaf. Als Cees over de herders in Efrata’s velden preekt, is het muisstil, ook de kinderen luisteren (nadat ze mateloos gefascineerd zijn door de beugels van de jongens, karamojong houden van glinsterende dingen). Hier en daar gaan er herders door de knieën en nemen plaats op hun houten hoofdkussen dat overal mee naartoe wordt genomen. Ze laten hun argwaan varen en lachen regelmatig van verbazing. Een engel die vanuit de hemel spreekt, een baby-God… boeiend, maar vreemd. Met toestemming leent Cees de staf van twee herders en houdt ze omhoog, gekruist. Die geboren baby-Koning hing later namelijk aan een houten kruis. Het is weer muisstil. Na de preek wordt er gezongen en gedanst. Dat is anders! Het is meer een soort hoog springen. De één nog hoger dan de ander.
All the time, God is good!
We beloven ‘s middags terug te komen voor een tour door het dorp. De hutten staan binnen de omheining met zo’n kleine opening dat je er alleen gebukt doorheen kunt kruipen. Om het veedieven moeilijker te maken. Als we die middag terug komen en bijna uit ons busje stappen, horen we een harde knal. Onze achterruit ligt in miljoenen stukjes glas. Even gaat het door ons heen: een kogel? In Karamoja zijn veel wapens in omloop, een erfenis van het rebellen leger van de heer. Deze wapens worden gebruikt voor veeroven en het doden van dieven. Maar gelukkig, het blijkt een steen door de ruit. Een kind rent heel hard weg. In no-time staat er een grote groep toeschouwers om ons heen en wordt Cees’ gezicht bestudeerd. Hoe reageert die Kerstprediker hier op? Het blijkt een gelegenheid om de woorden genade en vergeving uit de preek “handen en voeten” te geven. Terug in Kotido komt onze handige Joas op het idee om een plaat plywood te kopen en daar een achterruit van te zagen. Want nee, een nieuwe achterruit vind je niet zomaar in Kotido. Met een pen schrijven onze kinderen er in grote letters op: “ALL THE TIME GOD IS GOOD”. Hiermee zullen we nog honderden kilometers door Oeganda rijden. Een goede reminder voor alle momenten waarop het even pittig is.
Einde van de aarde
In de verte zien we de bergruggen die Oeganda van Zuid-Sudan en Noord-Kenia scheiden. Voor ons ligt de Kidepovallei. Wat een landschap, in één woord: majestueus! Dit is authentiek, diep Afrika. Er wonen mensen en wilde dieren. Onze tenten staan verankerd op rotsen waar ’s nachts gerust leeuwen rondsluipen. Bewakers lopen rond met zaklampen en geweren, voor het geval van een nachtelijk toiletbezoek. Toch waag ik rond 4 uur in de ochtend een plasje achter de tent, ik heb geen zin dat hele eind te lopen. Ik zwaai wel eerst met mijn slippers in de rondte om eventuele slangen weg te jagen. Een uurtje later staan we allemaal aangekleed en wel de duisternis in te staren. De maan is vol, dat scheelt. We willen de zon zien opkomen over de vallei, en vooral jagende “katten” spotten. Het tijdstip ten spijt, we zien geen leeuwen, maar wel een heleboel ander wildlife. Olifanten zwaaien met hun slurven in de lucht, hun kleintjes doen het na. Schattig vinden wij, maar in werkelijkheid is het de boodschap “Kom niet dichterbij!” Giraffen rollen hun lange, leerachtige tong met het grootste gemak om de centimeters lange acaciadoorns en ritsen het groene blad er van tussen. Niet mijn voorkeurontbijt! Ontelbaar veel buffels bevolken deze savanne. We stoppen eerbiedig voor een kudde die besluit voor ons langs de weg over te razen. Het zebrapad loopt ergens anders, ik zou ook uit de weg gaan voor die gehoornde gevaartes. Herten in alle soorten en maten helpen het gras kort houden. Tussen de rotsen schieten hyena’s schichtig weg. Voor een plasstop kijken we eerst heel nauwkeurig in de rondte… we weten uit ervaring dat een leeuw akelig dichtbij in het geelbruine gras kan liggen zonder dat je haar hebt gezien. We concluderen dat we nog nooit zo diep dit continent in zijn geweest. Het voelt oprecht als het einde van de aarde. De tenten staan geduldig op ons te wachten als we moe en vol bewondering van dit stuk schepping terug komen van onze safari. Obed en Rhodé leven zich uit met de camera. Tom zoekt onvermoeibaar de omgeving af. En Cees is simpel weg de meest vaardige chauffeur voor dit ruige terrein.
Van oost naar west
Onze trektocht gaat voort. We verlaten de dorre, ruige vallei en de Karamojaregio in het noordoosten. We hebben al geen dagen meer asfalt gezien en we zetten ons weer schrap voor uren stofhappen en zweten. We vullen de water- en brandstofvoorraad aan. Het is duidelijk wanneer we Karamoja uitrijden, richting het noordwesten: er groeien weer bananenbomen, het gras is groen, de hutten zijn groter. We nemen vooral de omgeving in ons op. De sfeer in ons busje is prima, ook al valt er niet veel te kletsen vanwege het gestuiter en geraas. Joas, Rhode en Tom nemen af en toe het stuur even over. Ik zorg dat iedereen op tijd zijn natje en zijn droogje heeft.
Eén van de vele politiecheckpoints laat ons niet zomaar verder trekken. De man in uniform zoekt naar een overtreding. De houten achterruit lijkt een mooie. Tot hij de tekst leest: “All the time, God is good”. Dat verandert zijn humeur en we mogen verder, met de belofte zo snel mogelijk een nieuwe achterruit aan te schaffen. Op zulke momenten merk je dat geloof in Oeganda overal in het openbare leven een rol speelt. Niet dat iedereen bewust Jezus volgt, maar respect voor God is wijdverbreid en bindt mensen ook samen, of je nou in een toeristenbusje rijdt of als politieman langs de weg staat.
Ook al zijn we tijdens ochtendgloren vertrokken, toch rijden we pas tegen zonsondergang het westelijk gelegen Pakwach binnen. De bergen die we nu zien, scheiden ons van Congo. De ergste hobbelweg brengt ons naar een stukje paradijs, 500 km stroomafwaarts aan de Nijl. We nemen een verkoelende duik in het zwembadje. Het kan nog net want vanaf 19.00 uur is het niet meer toegestaan omdat we dit stukje paradijs met de wilde dieren delen. Maar olifanten kijken niet op hun horloge en zij besluiten iets eerder van de verse bomen aan de rand van het badje, waar wij in liggen te dobberen, te komen eten. We worden er stil van! Ons respect wordt gewaardeerd, we zien een hele boom tussen een paar olifantenkaken verdwijnen. We houden onze adem in als we de reuzen horen kauwen en sluipen als muisjes door het donker naar onze tenten. Achter de rits voelt het veilig.
Aan de trektocht komt een einde. Op dag 9 moeten we toch echt weer richting de drukte en chaos van Kampala reizen. De rit dwars door het tropische oerwoud in het hart van Oeganda is schitterend. Niet alleen het groen. We rijden weer op asfalt! En ooohh, wat voelt dat weer fijn aan onze westerse lijven. Ook voor de catering is het prettiger, ik smeer stapels broodnodige boterhammen met pindakaas en honing en voorzie de liefhebbers van koffie. Terug in de bewoonde wereld verleiden zeeën van ananassen en mango’s ons tot de nodige shopstops. Volle tassen vullen de gevallen gaten in de bus. Aan de voorraad haverkoeken en bananenchips is een einde gekomen. Aan de roadtrip ook. We arriveren gezond en doodmoe, vol indrukken en ervaringen, thuis. Kita maakt een vreugdedansje en snuffelt de uitgeladen bus centimeter voor centimeter af. Nieuwe geurtjes zijn favoriet voor onze viervoeter.
Nieuw jaar
Ook al is de roadtrip voorbij, onze tijd samen nog niet. We delen grappen, zorgen, weetjes, frustraties, ervaringen en emoties. En we lezen dagelijks samen uit de Bijbel, denken na over de drie vragen die je daarna altijd kan stellen: “Wat zegt dit over God, wat zegt dit over de mens, wat doe ik hiermee?”. Kostbaar zijn de momenten om je kind te horen bidden. We voelen ons zó verbonden, terwijl we ook allemaal best heel verschillend zijn.
Op oudejaarsdag bakken we ladingen oliebollen natuurlijk. Doen we spelletjes, blijven we wakker, denken we na over het voorbij gegane jaar. Wat is er ontzettend veel gebeurd. Om 12 uur klinken er een paar doffe klappen en zien we drie vuurpijlen de lucht in schieten. Dat was “oud & nieuw”, een goede ruil wat mij betreft. In Nederland vallen doden en gewonden en zijn hulpverleners en handhavers zwaar de pineut.
De eerste week van 2024 vliegt voorbij. Nog een bezoek aan de souvenirsmarkt en dan moeten de koffers toch echt weer worden gepakt. Koffers in koffers, er gaat immers véél minder mee terug. En dan komt het afscheid. Het voelt zó intens. Eén ding voelen we allemaal: het is er niet makkelijker op geworden. Zeg maar gerust moeilijker, maar onvermijdelijk. De wereld draait door, de zon staat stil. “Zij zullen U vrezen, zolang de zon aan de hemel staat, van generatie op generatie”. We laten ze gaan, in vertrouwen.
Wat wij, dankzij Jezus, als gezin hebben, gunnen we de gezinnen in Karamoja ook. Ze hebben veel dingen tegen zich, maar niets is onmogelijk voor onze grote God. De woestijn en dorre plaatsen kunnen gaan bloeien als het Levende water daar stroomt. Wij zijn emmertjes, aarden vaten, gebroken maar geheeld. Laat ons maar water brengen daar. Amen!